Als kleine meid droomde ik van een carrière als dierenarts. Ik was geabonneerd op zowat elk dierenmagazine (WWF, Wapiti), liep rond in Greenpeace-shirts (maar wie niet in de jaren 90?) en heb toentertijd ook meer dan één dierenclub opgericht, wuif een keer als jij dat ook gedaan hebt:) Ik was fan van dieren, maar mijn enige ervaring met dieren was een niet zo lieve straatkat, die even plots uit ons leven verdween als ze erin kwam, toen ze op een dag geschept werd door een auto. Gaandeweg verloor ik mijn interesse en toen ik op het punt stond om verder te studeren was dierengeneeskunde zelfs geen optie meer.
Jaren nadien, toen de wederhelft en ik gingen samenwonen, hadden we twee goudvissen, maar die aaibaarheidsfactor was eigenlijk ook niet alles. Eens zij hun weg terug naar zee vonden, kwam er geen enkel dier (buiten een occasionele spin) meer in huis, tot we in ons huidige huis terecht kwamen. Ineens was er meer dan ruimte genoeg voor kippen in den hof, een goed gevulde visbokaal en een kat. We wonen in een drukke buurt, waardoor die laatste niet naar buiten mag, en kwamen daardoor uit op een prachtige grijze lieve Scottish Fold kater: Louis. Een tweetal jaren geleden stierf hij echter een plotse dood en daar waren wij allemaal best verdrietig om. Toen ook onze visbokaal leeg kwam te staan en niet veel later onze tweede kip niet meer kakelde, hadden we het dan ook gewoon zo kunnen laten. Geen koten meer schoon te maken, geen bokalen meer te reinigen, geen (pardon me) stront meer te scheppen. Makkelijk! Maar toch… dieren brengen niet alleen extra zorg, maar ook extra liefde en extra leven in huis, dus besloten we om terug op zoek te gaan naar een lieve viervoeter en gingen deze keer naar het dierenasiel, op zoek naar een beestje dat we een beter, nieuw leven konden geven. Vlak voor de herfstvakantie stuurde ik een mailtje, en niet veel later zaten we met z’n zessen in de auto voor een kennismaking met een eventuele nieuwe bewoner. We gingen voor één kat, maar waren vrijwel onmiddellijk verkocht toen we een koppel onafscheidelijke katten zagen zitten (moeder & dochter). Met de goedkeuring van de fijne medewerkers in het asiel, namen we ze mee naar huis en doopten we ze Mevrouw Kevin De Bruyne (KDB was de naam voor een kater, vandaar) en Cornelia.
Ondertussen zijn ze goed ingeburgerd, eten ze de oren van ons hoofd, hebben ze elk twintigste uur van de dag, hun zot uur, moeten we alle snoeren van alle toestellen in veiligheid brengen, alsook de lintjes van boeken, hebben ze trouwens ook de doos met inpaklint ontdekt waardoor die zienderogen slinkt, lopen ze meer dan eens achter hun eigen staart, reageren ze op hun naam, kwispelen ze als we thuiskomen, kunnen ze uitgebreid geknuffeld worden en maken ze eigenlijk gewoon helemaal deel uit van ons gezinsleven. De kinderen die zorgen mee en geven hen elke dag eten. Zalig vind ik het en stilaan droom ik van een ezel (of twee) in een boomgaard, een lieve hond die achter de kinderen loopt en een schaapje in de wei. Maar daarvoor zullen we eerst terug moeten verhuizen denk ik 🙂